Wat mag dat kosten?
x € 1.000 | ||||||
Rekening 2017 | Begroting 2018 | Begroting 2019 | Begroting 2020 | Begroting 2021 | Begroting 2022 | |
Baten | ||||||
Onroerendezaakbelasting | 95.047 | 97.997 | 102.027 | 96.181 | 96.181 | 96.181 |
Budgetstructuur Leidsche Rijn | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Precario-, toeristen- en hondenbelasting | 4.171 | 4.115 | 4.752 | 4.752 | 4.752 | 4.752 |
Uitkering gemeentefonds | 648.804 | 682.678 | 708.157 | 712.478 | 715.616 | 718.041 |
Dividenden | 2.258 | 2.796 | 1.296 | 1.296 | 1.296 | 1.296 |
Langlopende geldleningen | 2.474 | 660 | 545 | 430 | 366 | 350 |
Overige stelposten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 752.753 | 788.246 | 816.777 | 815.137 | 818.211 | 820.620 |
Lasten | ||||||
Onroerendezaakbelasting | 6.239 | 5.250 | 5.245 | 5.245 | 5.245 | 5.245 |
Budgetstructuur Leidsche Rijn | 0 | -3.128 | -1.063 | -112 | -112 | -112 |
Precario-, toeristen- en hondenbelasting | 317 | 282 | 283 | 283 | 283 | 283 |
Uitkering gemeentefonds | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Dividenden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Langlopende geldleningen | -27.536 | -2.536 | -3.735 | -4.781 | -6.335 | -6.321 |
Overige stelposten | 359 | 4.633 | 3.883 | 3.883 | 3.821 | 4.124 |
Onvoorzien | 0 | 159 | 159 | 159 | 159 | 159 |
Totaal lasten | -20.621 | 4.659 | 4.773 | 4.677 | 3.061 | 3.378 |
Saldo baten en lasten | 773.374 | 783.587 | 812.004 | 810.459 | 815.150 | 817.242 |
Mutaties reserves | ||||||
Toevoeging reserves | 42.992 | 28.274 | 17.824 | 12.448 | 11.898 | 7.771 |
Onttrekking reserves | 90.174 | 45.721 | 48.185 | 31.888 | 4.426 | 908 |
Geraamd resultaat | 820.556 | 801.034 | 842.365 | 829.899 | 807.678 | 810.379 |
Onroerendezaakbelasting
In de baten is het aandeel voor het ondernemersfonds begrepen. Het ondernemersfonds wordt gevoed via de ozb-opbrengsten van eigenaren en gebruikers van niet-woningen. Het huidige ondernemersfonds heeft een looptijd tot en met 2019. Dit verklaart de lagere begrote inkomsten in 2020 en verder.
Het moment waarop de tarieven ozb worden berekend is met ingang van de begroting 2014 later in het jaar belegd, zodat rekening gehouden kan worden met de meest actuele inschatting van de waardeontwikkeling van de woningen en niet-woningen in de stad. Met ingang van het belastingjaar 2015 wordt tevens rekening gehouden met het verschil tussen de ingeschatte waardeontwikkeling en de werkelijke waardeontwikkeling van het voorgaande belastingjaar (zie ook paragraaf lokale heffingen). Het raadsvoorstel met de ozb-tarieven 2019 volgt in het najaar.
De onroerende-zaakbelastingen worden nader toegelicht in de paragraaf lokale heffingen.
Precario-, toeristen- en hondenbelasting
Conform de beleidslijn vastgelegd in de Nota lokale heffingen worden de tarieven voor de hondenbelasting en de precariobelasting met niet meer dan het inflatiecijfer verhoogd. Het tarief voor de toeristenbelasting is een vast percentage van de overnachtingsprijs. In 2019 wordt dit percentage verhoogd van 5% naar 6%.
De precario-, toeristen- en hondenbelasting worden nader toegelicht in de paragraaf lokale heffingen
Uitkering gemeentefonds
De algemene uitkering 2019 neemt ten opzichte van 2018 met 25,5 miljoen euro toe. Deze toename wordt voornamelijke veroorzaakt door extra middelen als gevolg van:
- een toename van het accres met 15,3 miljoen euro.
- extra middelen als gevolg van de groei van de stad: 6,7 miljoen euro
- Voor het overige zijn er diverse taakmutaties die leiden tot een verschil van circa 3,5 miljoen euro
De toename in de jaren 2020-2022 zijn het gevolg van verder stijgende reële accressen.
Dividenden
Gemeente Utrecht bezit aandelen in een drietal NV's, te weten de NV Bank Nederlandse Gemeenten, Vitens NV en de Utrechtse Maatschappij tot Stadsherstel NV. Deze aandelen geven recht op een jaarlijkse uitkering die gekoppeld is aan de door de NV gerealiseerde winst (BNG, Vitens) of gerelateerd is aan de omvang van het eigen vermogen (Stadsherstel).
De dividenden voor deze drie deelnemingen tezamen worden stabiel geraamd op 1,3 miljoen euro.
Over 2018 was deze raming eenmalig opgehoogd met 1,5 miljoen euro. Vandaar dat de raming voor 2019 lager is dan die voor 2018.
Langlopende geldleningen
Zie ook paragraaf Financiering .
De rentebaten nemen af als gevolg van aflossingen op verstrekte leningen.
De rentelasten bestaan uit de volgende componenten:
- de externe rentelasten op lange en korte opgenomen financiering
- plus de interne rentelasten over eigen vermogen en voorzieningen
- minus de aan activa en grondexploitaties toegerekende rentelasten (negatieve lasten)
Omdat de toegerekende rentelasten hoger zijn dan de in- en externe rentelasten vertoont deze post een negatief saldo. Een negatieve last is te duiden als een opbrengst. Voor 2019 bedraagt dit ruim 3,7 miljoen euro. Tezamen met de rentebaten van ruim 0,5 miljoen euro vormt dit het zogenoemde financieringsresultaat voor 2019, ofwel circa 4,3 miljoen euro.
In de jaren na 2019 neemt het financieringsresultaat naar verwachting licht toe.
Ondanks de toenemende financieringsbehoefte blijven de externe rentelasten naar verwachting redelijk stabiel. Aanvullende financiering leidt weliswaar tot aanvullende rentelasten, maar aflopende leningen kunnen daarentegen tegen een (veel) lagere rente worden geherfinancierd.
Conform de in 2018 van kracht geworden nieuwe BBV-regels mag aan activa nog maar 2% toegerekend worden (tot en met 2017 was dat 4%). Dit met uitzondering van grondexploitaties; daarvoor gelden specifieke rekenregels die leiden tot een iets lager percentage dan 2%.
Algemene stelposten
Op de algemene stelposten staan bedragen die nog moeten worden verdeeld over de inhoudelijke programma’s. Niet benutte algemene stelposten vallen na afloop van het betreffende jaar vrij in het jaarresultaat.
De stand van de algemene stelposten neemt in 2019 ten opzichte van 2018 af met 0,750 miljoen euro wegens een verlaging van de gereserveerde middelen met betrekking tot de Wet Werk en Bijstand met 1,0 miljoen euro: van 4,0 miljoen euro in 2018 naar 3,0 miljoen euro in 2019 conform besluit bij Voorjaarsnota 2015. Anderzijds is het saldo van de overige algemene stelposten in totaal 0,250 miljoen euro hoger vanaf 2019 ten opzichte van 2018; als het nodig is worden hiermee onder andere incidentele kosten van werkgeverspremies opgevangen.
In 2022 komt 0,345 miljoen euro structureel extra beschikbaar. Dit is conform voorjaarsnota 2011, waarbij de aanvulling van het dekkingstekort voor Cultuurhuis Leidsche Rijn in 2022 nagenoeg geheel vrijvalt. Anderzijds wordt de stelpost in 2022 met 0,042 miljoen euro verlaagd wegens verevening van budget bereikbaarheid (nieuwe kasschuif bij de Voorjaarsnoa 2018).
Stelpost budgetstructuur Leidsche Rijn
Op deze stelpost wordt jaarlijks aan de hand van de groei van Leidsche Rijn budget opgebouwd ter dekking van kapitaallasten en overige eigenaarslasten van maatschappelijke voorzieningen in Leidsche Rijn. De meeste voorzieningen zijn inmiddels gereed of in aanbouw. Hetzelfde geldt voor nog in te richten openbare ruimte in verschillende gebieden in Leidsche Rijn. De ruimte die jaarlijks in de begroting ontstaat als gevolg van de groei van de stad bestemmen wij voor uitgaven in verband met de groei van de stad. Hiervoor hanteren wij vanaf 2019 een nieuw groeikader conform besluit bij Voorjaarsnota 2018. Om ervoor te zorgen dat Leidsche Rijn kan worden afgebouwd blijft de frictie doorlopen in het nieuwe groeikader. Op het moment dat een voorziening in gebruik wordt genomen, komt het benodigde budget ten laste van deze stelpost.
Het begrote saldo van de stelpost budgetstructuur Leidsche Rijn is in 2019 2,065 miljoen euro gunstiger dan in 2018. Dit is te verklaren doordat in 2018 een bedrag van 1,060 miljoen euro voor het huren van tijdelijke onderwijshuisvesting 't Zand en gymvoorzieningen in diverse deelgebieden via deze stelpost is gedekt. Tevens is conform besluit bij Voorjaarsnota 2018 vanaf 2019 structureel 1,0 miljoen euro toegevoegd uit de middelen voor groei van de stad.
Het begrote saldo in 2020 is 0,951 miljoen euro gunstiger dan dat van 2019. Het verschil betreft frictiebudget bestemd voor gereedgekomen van weg-, groen en waterprojecten in diverse deelgebieden van Leidsche Rijn.
De door frictie ontstane nadelen worden na afloop van het jaar verrekend met de reserve Budgetstructuur Leidsche Rijn. De verrekening met deze reserve is reeds gerealiseerd voor het jaar 2017.
Toevoegingen en onttrekkingen reserves
De begrote toevoegingen in 2019 van in totaal 17,824 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- 4,0 miljoen euro wegens verevening van het begrote resultaat op een grondexploitatie. Aangezien dit bedrag reeds bij bestedingsvoorstel van resultaat 2017 is ingezet, is de begrote storting niet meer relevant en wordt bij de eerstvolgende begrotingswijziging teruggedraaid.
- 9,0 miljoen euro wegens correctie van een eerdere verevening binnen het meerjarenprogramma bereikbaarheid.
- toevoeging van het begrotingssaldo van 2,045 miljoen euro conform Voorjaarsnota 2015.
- subsidie suppleties bij verzelfstandiging van het Centraal Museum (0,201 miljoen euro), Stadsschouwburg (0,020 miljoen euro) en de Bibliotheek (0,039 miljoen euro).
- 0,023 miljoen euro overschot op de begrote bijdrage BGhU ten behoeve van Sport in het wild (Amendement 2017/23) wordt overgeheveld naar Sport via de algemene dekkingsreserve
- 2,496 miljoen euro wegens verevening van algemene middelen over de jaren t/m 2022 conform coalitieakkoord 2019-2022
De begrote onttrekkingen in 2019 van in totaal 47,705 miljoen euro bestaat uit:
- 16,0 miljoen euro wegens verevening van uitgaven binnen het meerjarenprogramma bereikbaarheid. De toevoegingen zijn begroot in de jaren 2021 (6,0 miljoen euro), 2022 (5,0 miljoen euro) en 2024 (5,0 miljoen euro)
- Verevening van saldi over de jaren conform besloten bij voorjaarsnota 2016 (9,609 miljoen euro) en bij voorjaarsnota 2017 (9,226 miljoen euro).
- Inzet van 4,0 miljoen euro uit het fonds Innovatie Sociaal domein ten behoeve van maatregelen.
- Vrijval van een bedrag van 0,470 miljoen euro uit de algemene risicoreserve wegens aanwezigheid van een even groot bedrag aan stille reserves.
- Verevening tussen de jaren 2018 en 2019 van 3,100 miljoen euro voor talentontwikkeling van 0-12 jarigen binnen het programma onderwijs.
- Onttrekking van 1,0 miljoen euro ten behoeve van de voorbereidingskosten voor de 2 e fase Jaarbeursplein.
- Aanwending bij voorjaarsnota 2016 van het begrotingssaldo van 2,045 miljoen euro uit 2015.
- Vereveningen bij doorlichting van plan- en VAT-kosten (0,050 miljoen euro).
- 1,955 miljoen euro in verband met het verlagen van de interne renteomslag van 4% naar 2% conform voorjaarsnota 2018.
- 0,250 miljoen euro inzet verhoging groei toeristenbelasting voor groei evenementen
De begrote stortingen in 2020 van in totaal 12,448 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- Verevening van saldi over de jaren conform besloten bij voorjaarsnota 2016 (11,144 miljoen euro).
- Storting wegens subsidie suppleties bij verzelfstandiging van het Centraal Museum (0,201 miljoen euro), Stadsschouwburg (0,040 miljoen euro) en de Bibliotheek (0,038 miljoen euro).
- 1,025 miljoen euro in verband met het verlagen van de interne renteomslag van 4% naar 2%, conform Voorjaarsnota 2018.
De begrote onttrekkingen 2020 van in totaal 31,888 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- Vereveningen conform besloten in 2012 met betrekking tot doorlichting van plan- en VAT-kosten (0,034 miljoen euro).
- Verevening van saldi over de jaren conform besloten bij voorjaarsnota 2017 (4,453 miljoen euro).
- 12,0 miljoen euro wegens correctie van een eerdere verevening binnen het meerjarenprogramma bereikbaarheid.
- 15,221 miljoen euro wegens verevening van algemene middelen over de jaren t/m 2022 conform coalitieakkoord 2019-2022
- 0,180 miljoen euro inzet verhoging groei toeristenbelasting voor groei evenementen
De begrote toevoegingen 2021 van in totaal 11,898 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- Terugstorting van 3,0 miljoen euro voor de 2e fase jaarbeursplein bij administratieve opening van de betreffende grondexploitatie conform raadsbesluit over het jaarbeursterrein d.d. 16 maart 2016.
- Storting wegens subsidie suppleties bij verzelfstandiging van het Centraal Museum (0,201 miljoen euro), Stadsschouwburg (0,070 miljoen euro) en de Bibliotheek (0,147 miljoen euro).
- Restant saldo 2021 conform voorjaarsnota 2017 (0,004 miljoen euro)
- 2,476 miljoen euro in verband met het verlagen van de interne renteomslag van 4% naar 2%, conform voorjaarsnota 2018.
- 6,0 miljoen euro wegens verevening van uitgaven binnen het meerjarenprogramma bereikbaarheid.
De begrote onttrekkingen 2021 van in totaal 3,906 miljoen euro betreft verevening van algemene middelen over de jaren t/m 2022 conform coalitieakkoord 2019-2022
De begrote toevoegingen 2022 van in totaal 7,754 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- 5,0 miljoen euro wegens verevening van uitgaven binnen het meerjarenprogramma bereikbaarheid.
- Storting wegens subsidie suppleties bij verzelfstandiging van het Centraal Museum (0,201 miljoen euro), Stadsschouwburg (0,100 miljoen euro) en de Bibliotheek (0,134 miljoen euro).
- 2,332 miljoen euro in verband met het verlagen van de interne renteomslag van 4% naar 2%, conform voorjaarsnota 2018.
De begrote onttrekkingen 2022 van 0,388 miljoen euro verevening van algemene middelen over de jaren t/m 2022 conform coalitieakkoord 2019-2022.
Verbonden partijen
Verwachte bijdrage van de Bank Nederlandse Gemeenten is 0,45 miljoen euro.
Verwachte bijdrage van N.V. Vitens is 0,8 miljoen euro.
Verwachte bijdrage van NV Maatschappij tot Stadsherstel Utrecht is 0,05 miljoen euro.
Geen bijdrage verwacht van de N.V. REMU-Houdster .